Bonnie
Bonnie stapt uit haar witte bestelauto. Begin dertig schat ik haar. Klein van stuk, slank maar met rondingen, grote bruine ogen, lang golvend donker haar, lichte huid met sproetjes. Ze draagt een paars met turquoise trainingspak en een blauwe wollen muts. Als ze lacht, zie ik dat ze een doorzichtige slotjesbeugel heeft. Het maakt haar menselijk.
Bonnie is een Ierse kunstenares en danseres die “creatieve camino’s” organiseert op dit schiereiland in de Ierse Zee. Vandaag is ze hier speciaal voor mij, omdat ik een stuk schrijf over deze nieuwe wandelroute die Ierland en Wales met elkaar verbindt.
De afgelopen drie dagen ben ik op mijn wandeling vergezeld door enthousiaste plaatselijke gidsen die me hebben overstelpt met historische en culturele informatie. Ik heb alle zeilen moeten bijzetten om het rappe Engels met accent te kunnen volgen. ’s Avonds in mijn hotelkamer heb ik me suf gegoogled. Wat weet ik nou eigenlijk? Waarom ben ik hier en niet een echte journalist?
‘Zullen we eerst even een stukje in stilte lopen?’ vraagt Bonnie. Dankbaar knik ik.
Ze gaat me voor. Spreidt haar armen, gooit haar hoofd in haar nek, snuift de frisse lucht op. Nu pas zie ik hoe de zon het water laat schitteren, hoe prachtig wit de zwanen zijn die dobberen in de beschutte kreekjes, hoe de rietpluimen glanzen als goud.
Nu pas voel ik hoe moe ik ben, van het schakelen, luisteren, vertalen, denken, praten.
Ik zucht diep.
Nadat we het schiereiland rond zijn gelopen, vraagt ze schalks lachend of ik de gewone route wil vervolgen of in ben voor een avontuurlijke shortcut. Even later lopen we dwars door een bloeiend koolzaadveld, de planten komen tot onze schouders, stuifmeel wolkt op terwijl Bonnie zich een weg baant met een van mijn wandelstokken als een sabel in haar hand. Geel bestoft lopen we even later door lage duintjes naar een uitgestorven zandstrand.
‘Laten we zwemmen!’, roept ze en ze begint zich uit te kleden. Ik volg haar voorbeeld.
Samen rennen we de zee in. We laten ons vallen in het ijskoude water. Bonnie schreeuwt, ik duik met mijn hoofd onder water, heel even is er niets dan kou, ik kom boven en hap naar adem, mijn hele lichaam tintelt.
Terwijl Bonnie zich afdroogt, begint ze te dansen. Ze draait met haar heupen, schudt met haar billen. Sierlijk beweegt ze haar armen, zwaait ze hoog boven haar hoofd. Ze gooit haar hoofd in haar nek, schudt haar lange, golvende haar naar achteren, kijkt me recht aan en lacht schaamteloos.
Ze haalt een boxje uit haar tas, zoekt muziek op op haar telefoon. I need some hot stuff baby this evening, schalt even later over het strand. Bonnie kromt haar rug als een kat, maakt hem dan weer hol, maakt schokkende bewegingen met haar bekken, kantelt haar billen ritmisch omhoog en omlaag. Ze blijft me aankijken, zonder lach nu. Tranen prikken in mijn ogen. Die vrijheid.
Dan danst ze naar me toe en strekt haar hand uit.
‘Nu jij’, zegt ze.
‘Nee’, zeg ik, ‘dat durf ik niet.’
‘Je hoeft het niet groot te doen’ zegt ze.
Ze kijkt me niet aan, maar doet iets met haar telefoon.
‘Begin klein. Draai kleine achtjes met je heupen.’
Uit het boxje klinkt een zachte vrouwenstem: Let me be like water. Fluent and forgiving.
Klanken als stromend water, stemmen die steeds opnieuw die ene zin zingen.
Let me be like water.
Bonnie gaat op haar hurken zitten, verbergt haar hoofd tussen haar knieën, wiegt langzaam heen en weer.
Door mijn tranen kijk ik naar de zee.
Ik draai achtjes met mijn heupen.
In mijn buik voel ik iets smelten wat stijf bevroren was.